Oefenen van de verkorte basispas, ook wel de baldosa of ‘het vierkantje’ genoemd

Een van de eerste figuren die beginners leren dansen, is wat we in Nederland het 'vierkantje' noemen. Zo'n vastgelegd patroon past eigenlijk niet bij een improvisatiedans als de tango, maar veel docenten vinden het  handig om beginners een houvast te bieden waaraan andere patronen kunnen worden opgehangen. De bedoeling is dan ook dat je er niet in blijft hangen. Er zijn ook docenten die helemaal niks met het vierkantje te maken willen hebben en het beschouwen als een hulpmiddel van Europese herkomst wat overigens niet waar is. In Argentinië hebben ze zelfs een woord voor deze figuur: de baldosa, wat 'tegel' betekent. In zes stappen maak je een min of meer rechthoekig patroon. Hij wordt ook vaak de verkorte basispas genoemd.

Je kunt de verkorte basispas goed oefenen wanneer je alleen bent, met zijn tweeën gaat het nog beter. Hij begint met een kleine stap met het rechterbeen van de leider naar achteren. Het eerste filmpje laat zien hoe leider en volger de passen neerzetten.  In het tweede filmpje laten Shannah en Phill, tangodocenten uit Southampton, zien hoe deze stap wordt gedanst.

Je kunt een kleine variatie inbrengen door zes stappen uit te breiden met twee wissels op dezelfde plek aan het einde van de figuur. Daardoor blijf je dus even op dezelfde plek en verplaats je alleen het gewicht even van het linker- naar het rechterbeen (voor de leider) waarna je het patroon weer herhaalt. Dat is tevens een goede oefening in het pauzeren, althans in het 'dansen zonder van plaats te veranderen'. Het tweede filmpje laat zien welke passen je dan zet. Het schema van 8 passen sluit vaak beter aan bij de twee of vierkwartsmaat van de tango waardoor je gemakkelijker op het ritme van de muziek danst. Het derde filmpje laat zien hoe de passen gezet worden.

Wanneer de deze basispas afwisselt met stukjes lopen en op geschikte momenten een pauze, kun je al best iets uitvoeren wat op tango begint te lijken.